1. Ken je lezer.
Voor wie schrijf je? Wat is er voor hem of haar belangrijk? Zo willen jonge ouders bij een familiedag wellicht graag weten of zij zelf bij de activiteit aanwezig kunnen/moeten zijn. Mensen die minder goed ter been zijn willen voor een uitstap misschien graag weten hoeveel er gewandeld zal worden.
Wees je ook bewust van welke info of kennis je lezer wel of niet heeft: niet iedereen weet jullie kwb-lokaal zijn, of dat je om in te schrijven naar Marcel moet mailen.
2. Bepaal je belangrijkste boodschappen (en zorg dat dat er niet te veel zijn).
Lijst op wat je aan je lezer wil vertellen. Maak dit niet te beknopt, maar ook niet te uitgebreid. Denk bijvoorbeeld even na over volgende vragen:
- Wat kun deelnemers zien, meemaken of beleven op het evenement? Ook als je activiteit of evenement plaatsvindt op een bijzondere locatie is dit interessante info om mee te nemen.
- Wat is het concrete concept? Wat staat er allemaal op het programma?
- Waarom moeten mensen zeker komen?
3. Schrijf actief (en zoveel mogelijk in de jij-persoon).
Weg met hulpwerkwoorden als worden, zijn, hebben, kunnen en zullen. Extra actief maak je je zinnen door je lezer aan te spreken. Niet “Er zullen ook lekkere hotdogs worden geserveerd.” dus, maar wel: “Je kan ook smullen van een lekkere hotdog.” Dit geeft meer schwungaan je tekst én maakt hem vlotter leesbaar. Tip: ga altijd voor ‘je’ of ‘jij’; ‘u’ is te formeel en creëert daardoor afstand.
4. Hou je zinnen kort.
Maak je zinnen niet te lang. Wordt een zin steeds langer? Kijk dan waar en hoe je hem kan splitsen.
Uiteraard moeten niet al je zinnen ultrakort zijn, of net even lang. Het mooiste leesritme bereik je met een afwisseling van korte en iets langere zinnen. Zo trek en hou je je lezer het makkelijkst bij de tekst.
Algemeen wordt aangenomen dat een gemiddelde zinslengte van zo’n 15 woorden ideaal is.
5. Deel je tekst in.
Een te lange tekst zonder duidelijke structuur is als iemand die in één adem een hele lange uitleg doet. Geef je lezer tijd om op adem te komen door het gebruik van (tussen)titels, alinea’s, witruimte, beelden … Zo zullen ze de tekst beter verteren, en zal je boodschap dus beter aankomen.
Met vet, cursief … kan je dan weer nadruk leggen op woorden of delen van je tekst.
6. Gebruik beeld.
Verrijk je tekst met leuke foto’s die iets vertellen over je activiteit, evenement … Gratis stockfoto’s helpen je de juiste sfeer te scheppen, maar foto’s van een eerdere, gelijkaardige activiteit zijn nog beter. Tip: gebruik de foto’s om je tekst in stukken te delen.
7. Schrijf positief.
Uiteraard moet een tekst waarmee je mensen wil enthousiasmeren vrolijkheid en positiviteit uitstralen. Gebruik dus (genoeg, maar niet overdreven veel) blije en positieve woorden: plezier, leuk, gezellig, makkelijk … Woorden die jou een positief gevoel geven.
8. Prikkel de zintuigen van je lezer.
Probeer je lezer zoveel mogelijk mee te trekken in wat hij of zij kan beleven. “Wandel mee tussen de velden.” of “Geniet van buitenlucht, zon en weidse uitzichten tijdens een wandeling tussen de velden.”: klinkt al heel anders, nee?
9. Sluit af met een call-to-action.
Belangrijk is dat enthousiaste lezers aan het eind van je tekst hun animo kunnen omzetten in actie. Zorg dat het duidelijk is wat hen te doen staat. Op een link klikken om in te schrijven, de uitnodiging delen met hun vrienden, iemand mailen om een bestelling te plaatsen … Is er geen concrete actie die ze op het moment zelf kunnen doen? Probeer dan een boodschap als “Schrijf je de datum alvast in je agenda!” of “Heb jij je halloween-kostuum al bijeengezocht? Tot zaterdag!”
10. Gebruik een proeflezer.
Klaar met je tekst? Laat hem door een of een paar mensen nalezen. Is alles duidelijk? Zijn er zinnen die ze vaker dan één keer moeten lezen. Dan is er nog ruimte voor verbetering.